Psalms 36


Leugenachtige getuigen nemen het woord
en vragen mij dingen die ik helemaal niet weet.

1 Zij vergelden goed met kwaad.
Mijn ziel is eenzaam geworden.

2 Zelf heb ik mij direct in rouwkleding gestoken
toen zij ziek waren.
Ik vernederde mij voor U met vasten
wanneer mijn gebed niet verhoord werd.

3 Ik liep rond alsof het mijn broer of mijn vriend betrof,
ik ging in het zwart alsof mijn moeder was gestorven.

4 Maar toen ík een keer in problemen zat,
lachten zij om mij en liepen te hoop om mij te zien.
Zelfs onbekenden begonnen mij te slaan
en maakten mij onophoudelijk bespottelijk.

5 Een heel stel ongelovige, spotlustige lieden
bedreigde mij.

6 Here,
hoelang laat U hen nog hun gang gaan?
Verlos mij toch, ik ben eenzaam.
Laten zij mij niet verslinden.

7 Dan zal ik U te midden van alle gelovigen loven,
U prijzen waar iedereen bij is.

8 Laten mijn valse tegenstanders toch geen plezier over mij hebben!
Er zijn er die mij zonder reden haten!

9 Zij zijn niet op vrede uit.
Zij maken slechte plannen,
gericht tegen hen die in rust en stilte leven.

10 Zij bedreigen mij en zeggen:
‘Ha! Wij hebben het wel gezien!’

11 U ziet alles, Here, wilt U optreden?
Och Here, laat mij niet in de steek!

12 Sta op en vecht voor mijn recht.
God, mijn Here, voert U voor mij het woord in de rechtzaal.
Copyright information for NldHTB